Een Duitse administratieve rechtbank heeft aangetoond dat het recht van de Europese Unie (EU) geen voorrang heeft op lokaal recht.Twee rechtbanken in Berlijn en Düsseldorf hebben claims afgewezen van kansspelexploitanten die probeerden aan te voeren dat lokale wetten in strijd waren met vastgestelde EU-protocollen.
In beide gevallen ging het om de vereiste afstand tussen gokholen.De eisers in de rechtszaak zijn niet geïdentificeerd, maar de resultaten strekken zich uit over de game-industrie.
Het is niet de eerste keer dat gokexploitanten proberen te beweren dat de Duitse wet in strijd is met de EU-wetgeving.Uit de reacties van beide rechtbanken blijkt echter duidelijk dat het rechtssysteem van het land zijn eigen regels volgt.
Berlijn wint terrein
In de deelstaat Berlijn is de wettelijke minimumafstand tussen instellingen voor sportweddenschappen en bestaande goklocaties 500 meter (1,640 voet).Dit volgt hoe de staat zijn gokwetten heeft ontwikkeld nadat de Vierde Staatsconventie inzake kansspelen in werking is getreden.
In verband met deze bepaling heeft het Staatsbureau voor Burgerlijke Ordening (LABO van het Duitse acroniem) een aantal aanvragen van kansspelexploitanten afgewezen.Ze probeerden een gokwinkel te exploiteren op een plek die minder dan deze afstand van bestaande goklocaties zou zijn.
De operators proberen Berlin ertoe te brengen zijn standpunt te wijzigen.Enerzijds voert zij aan dat de vergunningen die op grond van de Wet op de kansspellocaties en nationale kansspelverdragen aan kansspelinrichtingen zijn verleend, geldig zijn.Het vraagt de LABO's ook om hun respectievelijke wedkantoren licenties te verlenen om te opereren.
Het merkt met name op dat er geen minimumafstand vereist is om minderjarigen of spelers te beschermen.Het is ook ongrondwettelijk en in strijd met de Europese wetgeving, waardoor sportsbooks in het nadeel zijn ten opzichte van speelhallen die al in gebruik waren voordat de nieuwe wet van kracht werd.
Er is ook een voorbehoud dat geen twee gokholen binnen 2 meter (2,000 voet) van elkaar mogen zijn.Dit maakt deel uit van een juridische strijd tussen twee niet-geïdentificeerde bedrijven om te voorkomen dat één operator bepaalde gebieden monopoliseert.
Volgens een recente aankondiging heeft de Vierde Administratieve Rechtbank van Berlijn alle claims afgewezen.De rechtbank oordeelde dat Berlijn een verdrag heeft en daarom het recht heeft om naar eigen goeddunken een kansspelregime in te stellen.De rechtbank verwierp ook een vordering tot intrekking van de bestaande vergunning omdat de exploitant van weddenschappen niet over de nodige juridische status beschikte om er aanspraak op te maken.
Düsseldorf steunt de positie van Berlijn
In Düsseldorf moeten gokexploitanten een minimale afstand van 350 meter (1,148 voet) aanhouden van openbare scholen en voorzieningen voor kinder- en jeugdzorg.Dit gold ook toen het meest recente Federale Kansspelverdrag van kracht werd.
Ook hier probeerden de gokkers de deelstaatregering te bestrijden.Maar net als Berlijn slaagde het er niet in een overtuigend argument aan te voeren.
In een aparte verklaring bevestigde de administratieve rechtbank van Düsseldorf dat de rechten van wedoperators en wedmakelaars niet zo belangrijk zijn als die van consumenten.Bedrijven kunnen niet beweren dat de wet in strijd is met de EU-wetgeving of ongrondwettelijk is.Net als Berlijn interpreteert Düsseldorf ook zijn gokverdragen, waardoor staten hun eigen regels kunnen maken.
De exploitant kan proberen in beroep te gaan, maar in dat geval moet hij naar de Hogere Administratieve Rechtbank van Noordrijn-Westfalen in Münster.Op basis van deze en andere uitspraken zal het proces niet lang duren.
Onderzoek in opdracht van kansspelregelgevers
Met het nieuwe gokverdrag van Duitsland en nieuwe toezichthouders, vraagt iedereen zich af wat er aan de hand is met de industrie.Online gaming en sportweddenschappen in het land zijn pas recent en moeten worden geëvalueerd.
De Joint Gaming Authority (GGL voor het Duitse acroniem) heeft een onderzoek laten uitvoeren om haar evaluatie uit te voeren.Dr. Tobias Heyer van het Instituut voor Volksgezondheid en Verpleging aan de Universiteit van Bremen zal het leiden.
Het doel van het onderzoek is om erachter te komen hoe goed het nieuwe verdrag werkt en of verantwoorde gokoplossingen werken. De GGL zei niet wanneer het onderzoek zou worden afgerond, maar zei dat het van plan is om in 2026 een "uitgebreide beoordeling" uit te voeren van de effectiviteit van het verdrag.
コ メ ン ト